Belastingdienst: 6 van de 10 bedrijven handelt onjuist bij inhuur zzp
7 maart 2019
De fiscus heeft 104 bedrijven uit verschillende branches gecontroleerd op naleving van de Wet DBA. Bij 12 bedrijven stelt de Belastingdienst een vervolgonderzoek in, omdat de inspecteurs hen ervan verdenken dat ze bewust zzp’ers inhuren via een schijnconstructie.
Er zijn tot op heden geen boetes uitgedeeld of naheffing opgelegd, schrijft staatssecretaris Menno Snel dinsdag aan de Kamer.
De Belastingdienst kondigde vorig jaar zomer aan dat de inspecteurs een steekproef zouden houden onder 104 bedrijven uit diverse branches en sectoren. Dit deden de inspecteurs in het kader van het “Toezichtsplan Arbeidsrelaties”, de controle op de naleving van de Wet DBA.
Wel onderzoek, geen boetes
De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot in ieder geval 1 januari 2020. De fiscus legt tot die tijd geen boetes op, behalve dan aan ‘kwaadwillende’ bedrijven. Maar voordat een bedrijf zo’n boete op de mat krijgt, vindt eerst een onderzoek plaats. En dat kan volgens de fiscus ‘enkele jaren’ duren. Dat er nog geen boetes zijn opgelegd tijdens de steekproef, is dus niet verrassend. Bij twaalf bedrijven wordt nu vervolgonderzoek ingesteld. “Het vermoeden van kwaadwillendheid wordt onderzocht”, schrijft de staatssecretaris. “Dit komt bovenop het onderzoek dat bij 8 opdrachtgevers al plaatsvindt naar kwaadwillendheid.”
Staatssecretaris Snel wijst op de zware bewijslast voor de Belastingdienst als argument waarom er geen boetes zijn uitgedeeld. Zijn voorganger Wiebes had het ook met regelmaat over de ‘coachende rol’ van de Belastingdienst in dit dossier.
Minder dan de helft doet het goed
Uit de 104 bedijfsbezoeken kwam de Belastingdienst bij 45 bedrijven tot de conclusie dat er ‘voldoende kennis en ervaring met de huidige zzp-wetgeving (is) en de wet op de juiste manier wordt toegepast’. Dat is dus iets minder dan de helft.
Bij de overige 59 bedrijven trekt de Belastingdienst “de conclusie dat bij het merendeel van de opdrachtgevers sprake lijkt van in meer of mindere mate onjuist handelen.”
De staatssecretaris geeft een opsomming van wat er onder andere mis was:
- De werkzaamheden van de zzp’er zijn een wezenlijk onderdeel (kernactiviteit) van de bedrijfsvoering, wat een aanwijzing kan zijn voor werken in dienstbetrekking.
- Er is geen vervanging van de zzp’er mogelijk of wenselijk, en er lijkt tevens sprake te zijn van gezag.
- De zzp’er heeft geen mogelijkheid om zelfstandig zijn werk in te delen.
- De duur van arbeidsrelatie is dermate lang dat het werk van de zzp’er lijkt te zijn ingebed in de organisatie.
- Er lijkt sprake van een fictieve dienstbetrekking.
- Er wordt niet conform de modelovereenkomst gewerkt.
Dit zijn punten die ook in het nieuwe Handboek Loonheffingen 2019 zijn opgenomen. Daarin is nog sprake van ‘indicaties’, uit de brief wordt niet duidelijk hoe zwaar de Belastingdienst deze punten nu weegt. Dat is wel relevant.
Klik hier voor het volledige artikel.