Bron

Div

Kabinet komt met uitwerking SER-advies voor beter werkende arbeidsmarkt

6 april 2023

Het kabinet heeft het advies van de SER van 2 juni 2021 voor een beter werkende arbeidsmarkt (SER-MLT) in overleg met sociale partners technisch uitgewerkt en zet het wetgevingstraject nu in gang.

Dat heeft minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de Tweede Kamer 3 april in een brief laten weten. De maatregelen moeten zorgen voor meer inkomenszekerheid voor specifieke groepen, bijvoorbeeld door een einde te maken aan eindeloze ketens van tijdelijke contracten.

Voor werkgevers biedt het maatregelenpakket meer wendbaarheid in geval van crisis en ziekte en lagere WW-premies voor contracten die in hun aard ‘vast’ zijn. ‘Het gaat om een integraal, samenhangend pakket waarvan de onderdelen ook zoveel mogelijk in samenhang moeten worden ingevoerd’, aldus  grote werkgeversorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO.

Schijnzelfstandigheid terugdringen, meer zekerheid voor mensen met een flexcontact en meer wendbaarheid voor werkenden en ondernemers. Dat zijn de uitgangspunten van het pakket maatregelen voor de arbeidsmarkt van minister Karien van Gennip (Sociale zaken en Werkgelegenheid). In een Kamerbrief schrijft ze hoe ze dit voor elkaar wil krijgen.

Er heerst te veel onzekerheid op de arbeidsmarkt, vindt het kabinet. Vooral medewerkers met een flexibel contract en zelfstandigen hebben meer vastigheid nodig. “Er moet ruimte zijn voor ondernemerschap, maar uitgangspunt blijft dat structureel werk in loondienstverband moet plaatsvinden”, zei minister Van Gennip maandag tegen ZiPconomy.

Met deze zes maatregelen wil de minister flexibele arbeid terugdringen:

1.   Nulurencontracten en draaideurconstructies afgeschaft

Het kabinet maakt een einde aan oproepcontracten, zoals nuluren- en min/max-contracten. In plaats daarvan komt er een basiscontract dat werknemers zekerheid geeft over het minimaal aantal uren dat zij werken. Zo weten zij zeker dat ze in een periode minstens een bepaald inkomen ontvangen. Daarbij zijn ze wel verplicht om een bepaald aantal uur boven dit minimum beschikbaar te zijn (maximaal 130 procent van het minimaal aantal uren).

Verder maakt het kabinet een eind aan zogenaamde ‘draaideurconstructies’. Op dit moment moet een werkgever iemand na drie aaneengesloten tijdelijke contracten een vast dienstverband aanbieden. Pas na een half jaar mag hij een nieuw tijdelijk contract geven. Die periode van een half jaar, wordt vijf jaar. Deze langere onderbrekingstermijn geldt ook voor uitzendkrachten, maar niet voor scholieren en studenten.

Het idee is dat werkgevers door de veranderingen mensen eerder een vast contract geven.

2.   Crisisregeling Personeelsbehoud

Zoals de minister eerder aankondigde, komt er een soort ‘crisis-ww’. “Het gaat natuurlijk om crisissituaties, zoals corona en de oorlog in Oekraïne”, zei Van Gennip tijdens een Kamerdebat in november 2022 . “Crisistijd valt buiten het normale ondernemersrisico. In dat soort situaties wil ik bedrijven ruimte geven om wendbaar te zijn.”

In zo’n crisissituatie kunnen ondernemers hun werknemers maximaal 6 maanden op een andere plek in het bedrijf aan het werk zetten. Ook mogen ze hun personeel minder laten werken met behoud van hun ww-rechten. Op die manier kan de werkgever de crisisperiode overbruggen, terwijl de werknemer zeker blijft van zijn inkomen.

Daarnaast beperkt het kabinet de kosten in de ww-premie voor overwerk bij grote vaste contracten. Ook het vaste basiscontract gaat onder de lage ww-premie vallen.

3.   Sneller meer zekerheid voor uitzendkrachten

Wie werkt via een uitzendbureau krijgt sneller meer zekerheid. Na 52 gewerkte weken heeft een uitzendkracht recht op een contract met meer zekerheid (fase A). De fase daarna (fase B) wordt verkort van 3 jaar naar 2 jaar. Dat betekent dat uitzendkrachten eerder recht krijgen op een vast contract.

Werkgevers die gebruik maken van uitzendkrachten en gedetacheerden mogen dat alleen doen via gecertificeerde bureaus.

4.   Eerder duidelijkheid over loondoorbetaling bij ziekte

Het kabinet geeft kleine en middelgrote werkgevers (t/m 100 werknemers) eerder duidelijkheid over de re-integratie van langdurig zieke medewerkers. Zij kunnen straks na een jaar al duidelijkheid krijgen of ze een zieke werknemer mogen vervangen. Nu is dat pas na twee jaar. Indien de zieke medewerker in het tweede jaar herstelt, dan kan die alleen nog terugkeren bij hetzelfde bedrijf als er voor zijn functie een vacature is die nog niet is ingevuld.

5.   Arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) voor zelfstandigen

Zelfstandigen moeten verplicht een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) afsluiten. Die aov voor zelfstandigen wordt ‘betaalbaar’, belooft Van Gennip. Dit is een van de manieren om de verschillen in sociale zekerheid tussen werknemers en werkgevers verkleinen.

De wet die zo’n verplichte aov voor zelfstandigen regelt, moet in het eerste kwartaal van 2025 ingaan, maar zal pas jaren daarna beschikbaar zijn. Een ‘eenvoudige aov’ zonder uitzonderingen waarschijnlijk in 2027, een complexere wet met opt-out-mogelijkheid vanaf 2029. De minister verkent nog of zo’n complexere regeling haalbaar is.

“Een dergelijke mogelijkheid gaat gepaard met gedragseffecten”, schrijft zij. “Daarvoor moeten extra soliditeitswaarborgen worden genomen. Ik werk aan de vormgeving van een stabiliteitsbijdrage – en doe onderzoek naar de hoogte van die stabiliteitsbijdrage – om de publieke premie als gevolg van de gedragseffecten te stabiliseren.”

6.   Aanpak schijnzelfstandigheid

De minister werkt aan verduidelijking van de wet om te kunnen bepalen wanneer een werkgever een zelfstandige mag inhuren. Ze gaat de norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit het Burgerlijk Wetboek verduidelijken aan de hand van drie hoofdelementen: ‘materiële ondergeschiktheid’ (toezicht, instructies), ‘organisatorische inbedding van het werk’ en de contra-indicatie van een arbeidsovereenkomst ‘zelfstandig ondernemerschap’.

Het is nog niet duidelijk hoe de criteria voor werknemerschap en ondernemerschap zich tot elkaar verhouden. Voor de zomer stuurt ze een brief met meer informatie daarover naar de Tweede Kamer, nadat ze de criteria verder heeft uitgewerkt samen met de sociale partners.

Ze houdt daarbij in elk geval vast aan het criterium ‘inbedding van het werk’.

Verder herhaalt de minister een aantal zaken uit haar voortgangsbrief over werken met zelfstandigen. Daarin staat onder andere dat de Belastingdienst vaker gaat handhaven op schijnzelfstandigheid. Verder komt er een ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’ onder een bepaald uurtarief. Dit moet het makkelijker maken voor kwetsbare zzp’ers om werknemersrechten op te eisen. Het tarief is nog steeds niet bekend, waarschijnlijk ligt het tussen de 30 en 35 euro.