Minister stuurt rekening fair practice naar initiatiefnemers
24 juni 2019
Het lijkt zulk goed nieuws voor de kunsten: 80 miljoen erbij vanaf 2021, faire beloning voor kunstenaars en erkenning voor nieuwe genres die een breder publiek bedienen. De uitgangspuntenbrief die minister Van Engelshoven presenteerde viel in goede aarde. Maar wie met een hart voor de podiumkunsten en een oog op de cijfers de plannen bekijkt, ziet andere dingen: bezuinigingen, verdere aristocratisering en een klap in het gezicht voor de initiatiefnemers van fair practice.
Voor de podiumkunsten vallen de investeringen marginaal uit: dat wordt aan het zicht onttrokken door een aantal investeringen die de minister doet in de basisinfrastructuur (BIS). Ze trekt 1,95 miljoen euro per jaar uit voor de jeugdpodiumkunsten, waarvan 100.000 euro specifiek voor jeugddans is en waarvan 0,9 een investering is die vorig jaar al is ingegaan en wordt doorgezet. De symfonieorkesten en de muziekensembles krijgen samen 2,45 miljoen, specifiek voor betere beloning van musici. De opera krijgt 1,5 miljoen bedoeld voor de Reisopera en Opera Zuid, en festivals een miljoen. Een totale verhoging van 6,9 miljoen euro.
Maar waar komt dat geld eigenlijk vandaan? Van het Fonds Podiumkunsten! Toen dit kabinet aantrad en extra budget voor de kunsten opnam in het regeerakkoord werd er al heel snel 8,66 miljoen gereserveerd voor het redden van de zogenaamde B-categorie: instellingen die een positief advies hadden gekregen van het Fonds, maar die onder de zaaglijn vielen; er was geen geld meer voor. Bij haar aantreden als minister kon Van Engelshoven zich eind 2017 profileren als kunstredder door deze groep alsnog subsidie te geven voor het lopende kunstenplan.
Lees hier het volledige artikel.