Minister Van Gennip houdt vast aan plannen hervorming arbeids- en zzp-markt

27 oktober 2022

Als het criterium ‘gezag’ straks duidelijker is, kunnen er volgens Van Gennip (SZW) geen schijnzelfstandigen meer werken.

VVD en CDA benadrukten dat er ook maatregelen nodig zijn om werkgeverschap aantrekkelijker te maken. Hoe zit het met de handhaving op schijnzelfstandigheid? Wanneer komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en hoe ziet die eruit? En flexibele contracten worden minder flexibel, maar wordt het vaste contract ook minder vast?

Het zijn slechts een paar vragen die de vaste Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)  20 oktober stelde aan minister Karien van Gennip. Tijdens het debat over arbeidsmarktbeleid was de aanpak van schijnzelfstandigheid een belangrijk onderdeel. De minister van SZW belooft eind dit jaar meer duidelijkheid over de veranderingen voor zelfstandigen (en organisaties die met zelfstandigen werken). Er wordt nu nog gesproken met de sociale partners. Zij wil in december een conceptplan af hebben, in januari 2023 een brief naar de Kamer sturen en er in februari 2023 over debatteren. Suggesties voor aanvullingen op de plannen legt de minister voorlopig naast zich neer.

Het belangrijkste nieuws uit dit debat

  • Er komen geen sectorspecifieke criteria om te bepalen wanneer een werkgever een zelfstandige mag inhuren. De minister gaat het criterium ‘gezag’ aanscherpen, waardoor het volgens haar onmogelijk wordt om te werken als zzp’er in een kernfunctie.
  • Er komt wel een rechtsvermoeden van ‘werknemer-schap’ als iemand werkt onder een bepaald uurtarief.
  • De minister werkt toch aan een plan voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen met een opt-out, omdat de Sociaal Economische Raad (SER) dat vraagt.
  • Van Gennip en staatssecretaris Marnix van Rij (Belastingdienst) beloofden dit najaar een stappenplan om vaker en strenger te handhaven bij schijnzelfstandigheid. Dat plan komt pas eind 2022.

Tijdspad aanpak schijnzelfstandigheid

Het kabinet werkt aan duidelijkere wetgeving om te bepalen wanneer een werkgever een zelfstandige mag inhuren. Ondertussen moeten de verschillen in sociale zekerheid en belastingen tussen zelfstandigen en werknemers kleiner worden. Ook zal de Belastingdienst vaker handhaven op schijnzelfstandigheid. Het volledige handhavingsmoratorium verdwijnt pas in 2025, maar in de tussentijd zit de Belastingdienst niet stil volgens Van Gennip.
Tijdens het debat wilden vrijwel alle Kamerleden weten hoe het zit met de intensivering van handhaving op schijnzelfstandigheid. Deze zomer beloofden Van Gennip en staatssecretaris Marnix van Rij (Belastingdienst) een stappenplan in het najaar. Dat is vertraagd.
“Wij sturen voor het eind van het jaar een brief ‘Werken als zelfstandige’ met daarin een tijdspad”, zei Van Gennip. “We willen flink meer doen in aanloop naar volledige afschaffing. Samen met branches. We gaan geen bedrijven bij naam noemen, maar wel laten weten dat de Belastingdienst nu al optreedt tegen schijnzelfstandigheid.”

Zij herhaalde dat het kabinet het probleem aanpakt ‘langs drie parallelle sporen’. Terwijl ze de verschillen in fiscaliteit en sociale zekerheid tussen werknemers en werkgevers verkleinen, zullen zij ook meer duidelijkheid scheppen over de beoordeling van de arbeidsrelatie en handhaving op schijnzelfstandigheid intensiveren. Maar als er vertraging is op één spoor, mag dat geen invloed hebben op de voortgang van de overige twee gebieden.

Geen sectorale aanpak

Van Gennip ziet niets in een sectorale aanpak van schijnzelfstandigheid zoals in België. Hiervoor pleitten onder andere brancheorganisaties en kamerlid Bart Smals (VVD). Zij denken dat je gerichter kunt handhaven met zulke aanvullende sectorale criteria om te werken als zzp’er.

Van Gennip vindt dat zulke aanvullende regels per sector niet nodig zijn. Zij verwacht dat een aanpassing van de definitie van ‘gezag’ voldoende duidelijk maakt wie mag werken als zelfstandige. “Als de term gezag duidelijker is, dan kan het niet meer zo zijn dat je als schijn-zzp’er in de zorg, onderwijs of kinderopvang werkt.”

Hoe Van Gennip die term wil aanpassen is nog niet duidelijk. Ze herhaalde haar standpunt dat ‘vast werk in principe uitgevoerd moet worden door iemand met een vast contract’. Verder verwees ze naar de troonrede, waarin de Koning zei dat een vaste baan moet de norm zijn.

Wel een rechtsvermoeden op basis van uurtarief

Van Gennip wil het advies van de SER opvolgen: een rechtsvermoeden van ‘werknemer-schap’ als een werkende minder verdient dan een bepaald uurtarief. Als een werkgever een zzp’er minder betaalt, heeft de werkende dus in principe een dienstverband. Tenzij de werkgever kan bewijzen dat het om een echte zzp-opdracht gaat.

De minister onderzoekt nog hoe hoog het uurtarief moet zijn. De SER adviseert een bedrag van 30 á 35 euro per uur. “Met zo’n uurtarief staat een werkende veel sterker”, zei van Gennip. “Sectorale criteria zoals in België heb je dan niet nodig. Uitzondering zijn platformwerkers, voor hen kan op basis van een nieuwe Europese richtlijn wel een soort sectorale aanpak komen.”

Hoe zorgen we dat werkenden ook echt een beroep kunnen doen op dit rechtsvermoeden? Dat vroeg kamerlid Don Ceder van de ChristenUnie. “De drempel moet laag zijn, dat is echt een aandachtspunt”, beloofde Van Gennip. “Als werkgever en werkende het niet eens zijn over hun arbeidsrelatie, moet een werkende of een vakbond eenvoudig in actie kunnen komen.”

Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering

De minister is ook op zoek naar balans als het gaat over de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (zzp-aov). De wet die deze verplichte aov regelt, moet er 1 januari 2025 zijn. Hoe de zzp-aov eruit ziet, is nog niet bekend. Eenvoudige aov kan de Belastingdienst invoeren per 2027, maar als de regeling complexer is kan dat pas per 2029.

Teleurstellend laat, vinden Kamerleden Don Ceder (ChristenUnie), Senna Maatoug (GroenLinks) en Barbara Kathmann (Partij van de Arbeid). “Ik ben het eens dat het laat is”, zei Van Gennip. “Daar baal ik ook van.”

Toch een opt-out?

Toch is zij nu aan de slag met de uitwerking van ‘de ingewikkelde regeling’, waarbij zelfstandigen de keuze krijgen om een andere aov af te sluiten als die minimaal dezelfde dekking heeft als de verplichte verzekering (opt-out). De uitwerking publiceert Van Gennip ook in december.

Dit is opvallend, niet alleen omdat de invoer van zo’n regeling langer gaat duren. Eerder wilde de minister niets weten van zo’n opt-out. Tijdens een debat in april zei ze: “Een verplichte aov dient meerdere doelen: zorgen dat zelfstandigen verzekerd zijn en de verschillen tussen zzp’ers en werknemers verkleinen. Met een opt-out haal je het tweede doel niet.”
Maar zo’n flexibele aov voor zelfstandigen is een wens van de SER, verklaart de minister. “Ik werk dit voorstel nu helemaal uit om te zien of dat uitvoerbaar en uitlegbaar is. In december weten we dat.”

Waterbedeffect: ‘Een jaar is acceptabel’

In het regeerakkoord stond een duidelijke taak voor minister Van Gennip: de arbeidsmarkt toekomstbestendig maken. Dat betekent grote hervormingen die zij mag maken op basis van twee adviezen: het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie Borstlap) en het hoofdstuk Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen uit het MLT-advies van de SER.

In het debat over arbeidsmarktbeleid ging het behalve zzp-wetgeving ook over de afschaffing van oproep- en nul-urencontracten en de verplichte certificering voor uitleners. De uitzendbranche maakt zich zorgen. Als uitzenden binnenkort strenger wordt gereguleerd maar zzp-wetgeving uitblijft, vrezen zij een verschuiving van uitzenden naar zzp.

Van Gennip herhaalde wat ze in september op het ABU-congres zei: “Ik wil een waterbedeffect voorkomen, maar kan dat niet garanderen. Als ik dat beloof, moet alles op alles wachten. Eén jaar een waterbedeffect is te accepteren, dat is te doen. Ik wil niet alles laten wachten op de laatste maatregel.”

Vast minder vast?

Bij de presentatie van zijn rapport benadrukte Hans Borstlap dat de voorstellen ‘in samenhang’ ingevoerd moeten worden. Als je bijvoorbeeld maatregelen neemt die invloed hebben op flex-arbeid, dan moet je ook iets doen met vaste contracten. Bijvoorbeeld door het ontslagrecht te versoepelen of verplichte loondoorbetaling bij ziekte te verkorten.

“Borstlap adviseert ook om vaste contract minder vast te maken, dat hoort erbij”, zei Chris Stoffer (SGP). Dat wil Van Gennip wel, maar de maatregelen die zij tot nu toe aankondigt gaan vooral over flex en zzp.

Ook Bart Smals (VVD) en Hilde Palland (CDA) wilden meer horen over dit deel van de hervormingsplannen. Smals gaf de minister zelfs een deadline: hij wil voor het kerstreces meer duidelijkheid over hoe vast minder vast moet worden. Van Gennip kwam tijdens dit overleg met de Kamercommissie niet toe aan een reactie op deze vraag. Na het herfstreces praat de commissie verder over het arbeidsmarktbeleid.