Onderzoeksraad voor Veiligheid: effect coronamaatregelen onduidelijk

13 oktober 2022

Door de effectiviteit van de coronamaatregelen niet direct te onderzoeken, liet het kabinet een kans liggen.

Namelijk de kans om bij een volgende opleving van het virus een "meer geïnformeerde afweging te maken”.

Het kabinet heeft tijdens de coronacrisis het effect van belangrijke coronamaatregelen als de mondkapjesplicht, scholensluiting en avondklok "niet of nauwelijks gemonitord”. Dat constateert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in een tweede deelrapport over de overheidsaanpak van de coronacrisis. Door de effectiviteit en impact van coronamaatregelen niet tijdens de crisis al te onderzoeken, liet het kabinet volgens de OVV een kans liggen "om bij een volgende opleving van het virus een meer geïnformeerde afweging te maken”.

Er is nog altijd "te weinig bekend over de gewenste en ongewenste effecten van maatregelen”, schrijft de OVV. De raad doet daarom de aanbeveling alsnog een uitgebreid onderzoek te doen, om bij nieuwe oplevingen of toekomstige pandemieën betere afwegingen te kunnen maken over de inzet van specifieke maatregelen.

De aanbeveling van de OVV is uiterst actueel: de afgelopen maanden vroeg minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66) sectoren mee te denken over mogelijke maatregelen dit najaar en zelf ‘sectorplannen’ op te stellen. Diverse sectoren beklaagden zich er tijdens dat proces over dat de overheid en het RIVM niet konden aangeven welke coronamaatregelen in eerdere golven wel of niet effect hadden. Het RIVM heeft steeds gezegd dat het niet goed mogelijk is het effect per maatregel in kaart te brengen, omdat maatregelen steeds onderdeel waren van een groot maatregelenpakket. Daardoor zou het precieze effect van bijvoorbeeld een mondkapjesplicht niet te meten zijn.

Als het om de advisering over maatregelen gaat, is de OVV opmerkelijk kritisch over de rol van het Outbreak Management Team (OMT) rond de mondkapjesplicht. Volgens de OVV "betrekt het OMT ook overwegingen en doet het aannames die buiten het domein van de medische wetenschap liggen, zoals schijnveiligheid en schaarste”. De adviezen van het OMT worden beter als deze „aannames probeert te vermijden en zorgen over zaken waarvoor het niet verantwoordelijk is, niet laat meewegen in zijn advies”.

Vaccinatiecampagne
De OVV onderzocht ook de start van de vaccinatiecampagne en concludeert dat Nederland inzette op een scenario, namelijk dat het AstraZeneca-vaccin als eerste beschikbaar zou komen en via de huisartsen kon worden verspreid. Toen het Pfizer-vaccin toch het eerst beschikbaar bleek, moest de GGD plotseling binnen een paar weken een vaccinatiecampagne optuigen, omdat verspreiding van dit vaccin via de huisartsen lastig bleek. De OVV constateert dat betrokken partijen "onvoldoende waren voorbereid op alternatieve scenario’s waarin een ander vaccin met mogelijk andere toedieningsvormen eerder beschikbaar zou komen”. Over de rol van het RIVM hierin oordeelt de OVV hard. Het RIVM heeft "de omvang en complexiteit van het vaccinatieprogramma onderschat”.
Een gevolg hiervan was, naast een trage start, dat het niet lukte als eerste de meest kwetsbare ouderen te vaccineren, terwijl de Gezondheidsraad dit wel had geadviseerd. Over dat Nederland zo’n twee weken later dan andere Europese landen begon met vaccineren, oordeelt de OVV relatief mild. De raad schrijft dat Nederland "na een korte achterstand” vanaf februari 2021 het priktempo al flink heeft opgevoerd en "een vergelijkbare vaccinatiegraad als omliggende Europese landen heeft”.