Bron

cultuur-ondernemen.nl

Opinie: Subsidievoorwaarden belemmeren ontwikkeling van een weerbare en wendbare culturele sector

11 april 2024

Cultuur+Ondernemen is continu in gesprek met culturele organisaties hoe het met ze gaat als ondernemer en waar ze tegenaan lopen.

In de afgelopen aanvraagperiode voor meerjarige subsidies bleek dat voorwaarden van subsidie- en lening verstrekkers niet op elkaar aansluiten. Dat staat niet alleen opbouw van buffervermogen in de weg, het belemmert culturele organisaties in het aantrekken van financiering voor het doen van investeringen ten behoeve van hun bedrijfsvoering en het waarborgen van hun continuïteit

Subsidievoorwaarden belemmeren ontwikkeling van een weerbare en wendbare culturele sector

De inkt van de subsidieaanvragen voor de Basisinfrastructuur, Rijkscultuurfondsen en Cultuurplannen van gemeenten is amper opgedroogd. Een belangrijk vierjaarlijks moment waar culturele organisaties hun visie-missie-strategie voor de komende jaren scherp stellen en ambities vertalen naar een plan en begroting voor 2025-2028.

De aanvragen zijn in onzekere tijden tot stand gekomen. De gevolgen van de pandemie en de gestegen lasten door inflatie en Fair Pay beperken de mogelijkheden. Bezuinigingen en een ravijnjaar hangen als donkere wolken boven de sector en verduurzaming en digitalisering vragen om ingrijpende veranderingen. Eén ding is zeker: culturele organisaties moeten investeren om ambities waar te maken, uitdagingen het hoofd te bieden en continuïteit te waarborgen. Een gezonde bedrijfsvoering met voldoende buffervermogen is een randvoorwaarde om investeringen te kunnen financieren en risico’s te dragen.

Beleidsmakers zetten terecht weerbaarheid en wendbaarheid van culturele organisaties hoog op de agenda, maar concretiseren niet wat dat in financiële termen betekent. Sterker, subsidievoorwaarden stellen als eis dat de begroting op een nulresultaat sluit. Een duimschroef die opbouw van buffervermogen beperkt, terwijl de gemiddelde culturele organisatie amper vet op de botten heeft.

Steeds meer culturele organisaties sluiten een (bancaire) lening af voor investeringen in hun pand of roerende zaken ten behoeve van activiteiten. Ze komen dan snel in conflict met de eis van een nulresultaat. Een lening verstrekker ziet immers graag dat een organisatie een plus maakt in de exploitatie, wat strookt met de wens van meer weerbaarheid en wendbaarheid. Financiers drukken dat uit in de Debt Service Coverage Ratio (DSCR). Een DSCR boven de 1 betekent dat een organisatie uit haar exploitatie rente en aflossing kan betalen én een plus realiseert. Dit laatste mag niet van subsidieverstrekkers. Daar zit een angel.

De Belastingdienst maakt het voor culturele organisaties die hun gebouw verwerven niet makkelijker. Een pandeigenaar mag daarop afschrijven tot de WOZ-waarde. Is die bereikt, dan kan niet verder worden afgeschreven. Een culturele organisatie moet dan een nog grotere plus maken om te kunnen blijven aflossen op een lening. Een duimschroef die voorbij gaat aan motieven die culturele organisaties hebben bij verwerving van vastgoed: het zeker stellen van continuïteit en betaalbaarheid van hun plek.

Om weerbaarheid en wendbaarheid te stimuleren zouden overheden financiële kaders en regels voor culturele organisaties moeten heroverwegen. Het is niet moeilijk die te ontwikkelen, daarvoor zijn gangbare kengetallen en normen beschikbaar. Het is ook mogelijk een stresstest afgestemd op de culturele sector uit te werken.

Handhaving van een nulresultaat draagt in ieder geval niet bij aan de ontwikkeling van een weerbare en wendbare culturele sector. Integendeel, het belemmert investeringen van culturele organisaties en daarmee hun ondernemerschap – waar politiek en maatschappij steeds meer om vragen.