Parttime-zzp’er loopt zelfstandigenaftrek mis
23 maart 2024
Een parttime-ondernemer die ook nog in loondienst werkte, heeft volgens de rechter geen recht op de zelfstandigenaftrek.
Hij had weliswaar genoeg uren gemaakt om in aanmerking te komen voor de aftrek, maar voldeed niet aan de wettelijke eis dat de mééste werkuren aan de onderneming moeten worden besteed.
Voor ondernemers voor de inkomstenbelasting is het zogeheten urencriterium van groot belang. Als een ondernemer namelijk in een jaar minstens 1.225 uren aan de onderneming besteedt, is dat het toegangsticket naar verschillende vormen van ondernemersaftrek, zoals de zelfstandigenaftrek. Voor het urencriterium tellen veel meer uren mee dan alleen maar declarabele uren, maar de drempel geldt nadrukkelijk niet naar rato. Iemand die dus pas halverwege het jaar start als ondernemer, zal in die resterende zes maanden alsnog 1.225 uren moeten maken om in aanmerking te komen voor ondernemersaftrek. Voor de mkb-winstvrijstelling van 13,31% geldt het urencriterium overigens niet.
Ondernemer claimt zelfstandigenaftrek
In deze zaak ging het om een ondernemer die onder meer reanimatietrainingen gaf aan organisaties. Met zijn eenmanszaak behaalde hij in 2019 een omzet van bijna € 56.500 en besteedde hij 1.398 uren rechtstreeks aan de onderneming. Daarnaast was hij in loondienst bij een ziekenhuis, ook in functies op het gebied van reanimatie. Voor deze baan maakte hij 1.544 uur in 2019, exclusief reistijd. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2019 claimde de zzp’er de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling. Volgens de inspecteur had de ondernemer echter geen recht op de zelfstandigenaftrek (wél op de mkb-winstvrijstelling), omdat de man niet aan de eisen voldeed. Er ging dus in de aanslag een streep door de aftrek van € 7.280, waardoor de mkb-winstvrijstelling wel weer iets hoger uitviel, omdat er meer winst overbleef.
Rechter: te veel uren in loondienst gemaakt
De ondernemer vocht de aanslag aan bij de rechter, maar die koos voor de lijn van de inspecteur. De ondernemer had weliswaar voldaan aan het urencriterium door 1.398 ondernemersuren te maken, maar er is ook nog zoiets als het ‘grotendeelscriterium’. Dit houdt in dat een ondernemer óók minstens de helft van de voor werkzaamheden beschikbare tijd moet besteden aan het runnen van de onderneming. Nu de man 1.544 uur in loondienst had gewerkt, was aan dit grotendeelscriterium niet voldaan. In het betoog dat de werkzaamheden verweven waren en dat de loondiensturen dus deels moesten meetellen als ondernemersuren ging de rechtbank ook niet mee. En ook in het argument dat de ondernemer het onacceptabel vond dat hij wél aftrek zou krijgen als hij een baan zou aannemen van minder dan 1.225 uur, zag de rechter geen reden om het oordeel aan te passen. Maar deze zaak laat zien dat dit dus wél precies is waar een parttime-ondernemer op moet letten om geen aftrek mis te lopen.