Rechter introduceert begrip ‘modern werkgeversgezag’ in zaak FNV/Uber
21 september 2021
Op 13 September jl. deed de rechtbank Amsterdam uitspraak in de door FNV aangespannen zaak tegen Uber. Wat is de betekenis daarvan voor de culturele en creatieve sector?
Modern werkgeversgezag
De rechtbank bepaalt dat er wel degelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst en licht dit toe aan de hand van de drie bepalende elementen hiervoor uit artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij kijkt de rechtbank (naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad inzake X/Amsterdam) tegenwoordig naar hoe de partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. De rechter concludeert ten eerste dat de werkzaamheden persoonlijk worden verricht. Van een mogelijkheid tot vervanging is geen sprake. Daarnaast is er sprake van loonbetaling. Daarbij is de benaming van het loon niet van belang; de vorm van uitbetaling evenmin. Ten slotte komt de rechtbank toe aan het (in deze zaak) belangrijkste element: de gezagsverhouding.
Dit voor de rechtspraak nieuwe begrip wordt in rechtsoverweging 26 al door de rechtbank uitgelegd. In deze overweging licht de rechtbank toe dat in de hedendaagse, door technologie beheerste tijd, het criterium ‘gezag’ een van het klassieke model afwijkende, meer indirect (vaak digitaal) controlerende invulling heeft gekregen. De rechtbank signaleert dat werknemers zelfstandiger zijn geworden en verrichten hun werk op meer wisselende (zelfgekozen) tijden. Zij oordeelt dan ook dat in de verhouding tussen Uber en de chauffeurs sprake is van deze 'moderne gezagsverhouding'.
Relevantie voor de culturele en creatieve sector
Het is lastig om te beoordelen wat deze uitspraak voor gevolg kan hebben voor de culturele en creatieve sector. Enerzijds omdat Uber heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan (en daarmee het effect van deze uitspraak in de praktijk nog op zich zal laten wachten) maar anderzijds omdat de invloed van de platformeconomie in de culturele en creatieve sector nog niet nader onderzocht is. Weliswaar zijn er diverse platformen actief in de culturele en creatieve sector (denk aan boekingsplatformen en website waar ontwerpers hun diensten kunnen aanbieden) maar die lijken zich feitelijk te gedragen als bemiddelaar en niet zozeer als opdrachtgever of in het uiterste geval als werkgever. Wel is het thema schijnzelfstandigheid al langer een heet hangijzer in de culturele en creatieve sector.
Het parlement en de rechtspraak worstelen al langer met de status van de werkenden in de platformeconomie. Met de introductie van het begrip modern werkgeversgezag lijkt de rechter er evenwel voor te kiezen om het begrip werkgeversgezag te verbreden en te moderniseren in plaats van op te schuiven naar de overeenkomst van opdracht. In die zin past de uitspraak in de afgelopen jaren gevoerde rechtszaken van FNV tegen Deliveroo en Helpling. Het is nu wachten op het arrest van het gerechtshof in hoger beroep.