Bron

Div

Toegankelijkheidsrichtlijn betaalterminals

20 juli 2023

Om digitale producten en diensten toegankelijk voor mensen met een beperking, werd in 2019 de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn gepubliceerd en breed aangenomen.

Momenteel wordt deze richtlijn omgezet in Nederlandse wetgeving en zal vanaf 28 juni 2025 voor onder andere betaalterminals gaan gelden. Bekijk de video van het webinar: ‘Al klaar voor 2025? Toegankelijkheidseisen geldautomaten en betaalterminals. Of lees hieronder hoe de richtlijn voor betaalterminals eruit gaat zien.

Ga hier direct naar de video van het webinar.

1 PRODUCTEN EN ORGANISATIES

Welke producten vallen hier onder?

  • Fysieke betaalterminals, zoals pinapparaten.
  • Terminals waar je met munten of briefgeld kunt betalen.
  • Terminals waarbij je met een kadokaart betaalt.
  • Terminals waarbij je zowel je product kiest als betaalt, zoals je wel eens bij een pompstation ziet.

Voor welke organisaties geldt de richtlijn?

Producenten, distributeurs, importeurs en leveranciers van betaalterminals moeten aan deze richtlijn voldoen. Gebruik jij een betaalterminal in je bedrijf, dan moet je erop letten dat je bij de aankoop van een nieuwe terminal een toegankelijke versie koopt. Hieronder lees je hoe je een toegankelijke terminal kunt herkennen.

Overgangsperiode

Heb je als ondernemer voor 28 juni 2025 al een betaalterminal in gebruik, dan mag je die blijven gebruiken tot het einde van diens levensduur (maximaal 20 jaar). Ben je een leverancier van betaalterminals, dan mag je na 28 juni 2025 geen ontoegankelijke terminals meer verkopen.

2 WAT MOET JE AANPASSEN AAN DE GELDAUTOMATEN?

Betaalterminals moeten gebruikt kunnen worden door mensen met een beperking. Dat betekent dat de terminal compatibel is met hulpapparatuur. Ook het gebruikersinterface moet toegankelijk worden. Informatie die op de automaat zelf staat, maak je ook toegankelijk, bijv. door de informatie ook op het scherm te zetten of op je website te plaatsen. En ook instructies voor het gebruik van de terminal moeten voldoen aan richtlijnen.

In je organisatie zul je de informatievoorziening van je ondersteunende diensten (zoals helpdesks en callcenters) toegankelijk moeten maken. Ook stel je een EU-conformiteitsverklaring op. Dat is een uitleg dat je aan de toegankelijkheidsrichtlijnen voldoet. Er zijn aanvullende regels voor producenten, importeurs en leveranciers Bekijk hier de aanvullende regels.

2.1.1: Wat is ‘toegankelijk’?

De European Accessibility Act (EAA) geeft geen strikte definitie van een toegankelijke dienst. Er staan wel veel indirecte verwijzingen naar de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG). Dat is de internationale standaard voor digitale toegankelijkheid. We kijken daarom naar de WCAG om te bepalen wat ‘toegankelijk’ betekent.

De WCAG richtlijnen zijn verdeeld over vier onderwerpen: waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust. In de EAA staat dat deze vier onderwerpen relevant zijn voor de wet.

Waarneembaar betekent dat iemand die een zintuig mist, toch de informatie kan krijgen. Bijvoorbeeld ondertiteling voor iemand die slechthorend is. Wanneer je je applicatie Bedienbaar maakt, kan iemand bijvoorbeeld via een spraakinterface of toetsenbord de knoppen bedienen. Begrijpelijk gaat bijvoorbeeld over consistente navigatie, duidelijke knoppen en behulpzame foutmeldingen. Tenslotte betekent Robuust dat de geldautomaat goed samenwerkt met hulptechnologie, om bijvoorbeeld tekst te laten voorlezen.

2.1.2: De gebruikersinterface van de betaalterminal

Voor de betaalterminal en de software daarop gelden de volgende richtlijnen:

Visueel

  1. Een gebruiker kan inzoomen en tekst vergroten (en verkleinen).
  2. Het apparaat en de interface hebben voldoende contrast (zie WCAG 1.4.3 & 1.4.10 wat voldoende is).
  3. Een gebruiker kan de helderheid en contrast van het scherm aanpassen.
  4. Een gebruiker moet de helderheid van het scherm kunnen verbeteren (zoals extra contrast of een donkere modus).
  5. Gebruik je kleur voor het overbrengen van informatie, dan moet het ook te begrijpen zijn voor mensen die (kleuren)blind zijn. Voorbeeld: als je een groene en een rode knop hebt, zet dan ook tekst op de knoppen, zodat ze van elkaar verschillen.
  6. Het scherm mag niet meer dan 3 keer per seconde flitsen. Dat kan leiden tot een epileptische aanval.

Geluid

  1. Een gebruiker kan tekst (in het gebruikersinterface) laten voorlezen. De betaalterminal moet dus technologie bevatten voor het omzetten van tekst in spraak.
  2. Een gebruiker moet de informatie kunnen horen via diens eigen koptelefoon. Dit betekent dat je een audiojack aansluiting aanbiedt en/of de mogelijkheid biedt tot draadloos verbinden.
  3. Als de betaalterminal geluid maakt (bijv. piepjes), moet er ook een alternatief zijn voor mensen die niet of slecht kunnen horen. Bijvoorbeeld ook in beeld komen dat de betaling gelukt is.
  4. Als de betaalterminal geluid maakt (bijvoorbeeld piepjes), moet de betaalautomaat werken met hulpapparaten en (gehoor)technologieën. Voorbeelden zijn cochleaire implantaten en gehoorapparaten.
  5. De gebruiker kan het volume en de snelheid van het geluid aanpassen.
  6. De gebruiker kan verbeterde audiofuncties aanzetten, zoals functies voor een helder geluid en vermindering van geluidsinterferentie van producten in de nabijheid (bijvoorbeeld voor gehoorapparaten).

Tast

  1. De bedieningselementen van de betaalterminal vragen geen grote reikwijdte van gebruikers. Een persoon in een rolstoel moet bijvoorbeeld de betaalterminal in de hand kunnen nemen.
  2. Fysieke knoppen moet je zonder veel kracht kunnen bedienen.
  3. Je moet fysieke onderdelen, knoppen en toetsen op de tast kunnen onderscheiden, zodat je voelt dat het een knop/toets is. We adviseren om de knoppen ook van elkaar te laten verschillen, zodat een gebruiker leert welke knop wat doet.
  4. Probeer te voorkomen dat een gebruiker twee elementen, zoals knoppen, tegelijk moet indrukken. Als dat niet kan, bied dan een optie aan zodat gebruikers niet twee elementen tegelijk hoeven in te drukken. Een voorbeeld hoe dat nu op een smartphone gaat: als je twee keer op ‘shift’ (pijl omhoog) tikt, blijft ‘shift’ actief, zodat je in hoofdletters kunt typen.
  5. Als een gebruiker geen fijn motorische bewegingen kan maken (zoals een gebaar voor vergroten/verkleinen), moet diegene alsnog de actie kunnen uitvoeren.

Bediening en interactie

  1. Functies zijn via meer dan één zintuiglijk kanaal mogelijk. Dit geldt voor functies voor bediening, informatie, communicatie, controle en oriëntatie. Alles wat je moet bedienen met je handen, moet dus ook op een andere manier kunnen. En iemand die blind is moet de informatie op het scherm en de knoppen ook kunnen lezen.
  2. Als een toegankelijkheidsfunctie uit staat, kunnen gebruikers die deze functie nodig hebben, die zelf inschakelen.
  3. Een gebruiker moet de betaalterminal kunnen bedienen met hulp-software/apparatuur.
    a. De terminal bevat software en onderdelen voor aansluiting van het product op hulptechnologieën. Zo kan een gebruiker bijv. draadloos verbinden met een stemcomputer of smartphone (die bevat vaak hulpsoftware).
    b. Dit betekent ook dat de programmeercode zo geschreven is dat hulpapparaten er goed mee kunnen communiceren.
  4. Bij interacties met de automaat krijgt de lezer voldoende tijd om te reageren, bijv. bij het intypen van een wachtwoord. (zie ook WCAG 2.2.1)
  5. Als een gebruiker binnen een bepaalde tijd moet reageren, geef je via minimaal twee manieren (zintuigen) een waarschuwing. Bijvoorbeeld via tekst en geluid.
  6. Je biedt gebruikers de optie om de tijd waarin ze een actie moeten uitvoeren te verlengen.

Overig

  1. De software is consistent: het werkt op een voorspelbare manier (zie ook WCAG 3.2.3 & 3.2.4).
  2. Je beschermt de privacy van de gebruiker bij het gebruik van de toegankelijkheidsfuncties, bijv. doordat je een koptelefoon kunt dragen tijdens het invoeren van je pincode en doordat je niet bijhoudt wie er gebruik maakt van toegankelijkheidsfuncties.

2.1.3.: Informatie en instructies op de betaalterminal

Informatie over het gebruik van de betaalterminal, die op de automaat zelf staat, moet toegankelijk worden gemaakt. Denk aan instructies en waarschuwingen. Als het mogelijk is, doe je dat in of op de betaalterminal zelf, en lukt dat niet, dan kan het bijvoorbeeld op een website staan.

De informatie moet voldoen aan de volgende richtlijnen:

  1. De informatie is beschikbaar via minimaal twee manieren (zintuigen). Bijvoorbeeld visueel en/of via braille op de geldautomaat, en op een website, zodat je het daar kunt laten voorlezen.
  2. De informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd. Dat betekent o.a. dat het in makkelijke taal is en dat informatie in een logische volgorde staat.
  3. De informatie is voor alle gebruikers waarneembaar.
  4. De informatie wordt gepresenteerd met voldoende contrast en een lettertype in geschikte grootte (zo groot als nodig is voor de gebruiksomstandigheden).
  5. De informatie heeft een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.

2.1.4.: Instructie bij het gebruik van de betaalterminal

De volgende richtlijnen gelden voor instructies over het gebruik van de betaalterminal die op andere plekken staan dan op het product zelf, zoals de website, sociale media etc.

Wat moet je vertellen:

  1. Uitleg wat de terminal kan en doet (welke functies het heeft).
  2. Uitleg hoe je de terminal gebruikt en hoe je het bedient (onder andere de knoppen, de software). Bijvoorbeeld hoe kun je contactloos betalen of wat doe je als er een foutmelding in beeld komt.
  3. Uitleg hoe je de terminal aansluit op hulpapparatuur (bijv. hoe je een draadloze verbinding maakt).
    a. De uitleg bevat een lijst van geteste hulpapparatuur.
  4. Een lijst van toegankelijkheidsfuncties waar de betaalterminal wel en niet aan voldoet.

Op welke manier moet je dat doen?

  1. De informatie is beschikbaar via minimaal twee manieren (zintuigen). Bijvoorbeeld via tekst en geluid. Je hoeft niet zelf een voorleesknop aan te bieden, maar wel zorgen dat voorleessoftware goed kan werken.
  2. De informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd. Dat betekent o.a. dat het in makkelijke taal is en dat informatie in een logische volgorde staat.
  3. De informatie is voor alle gebruikers waarneembaar. Bij een filmpje voeg je bijv. ondertiteling toe voor slechthorenden en een beschrijvende voice-over (audiodescriptie) voor slechtzienden.
  4. De informatie wordt gepresenteerd met voldoende contrast, een lettertype in geschikte grootte (zo groot als nodig is voor de gebruiksomstandigheden).
  5. De informatie heeft een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.
  6. De informatie is (ook) beschikbaar in tekstformat (bijv. HTML), zodat die kan worden voorgelezen door hulpsoftware en dat lezers bijv. zelf het font kunnen aanpassen.
  7. Je biedt een alternatief voor informatie die alleen te zien of te beluisteren is. Bijv. een beschrijvende tekst tonen bij afbeeldingen.

2.1.5: De organisatie

  1. Je ondersteunende diensten (zoals helpdesks en callcenters) moeten op een toegankelijke manier informatie geven over de toegankelijkheid van je dienst en met welke hulpapparaten je product of dienst werkt.
    a. Bied minimaal 2 contactopties aan. Bellen is geen optie voor iemand die doof is, en mailen kan lastig zijn voor iemand met een verstandelijke beperking.
  2. EU-conformiteitsverklaring opstellen (uitleg dat je aan de richtlijnen voldoet).