Bron

Rijksoverheid

Voortgangsbrief Van Gennip (SZW) over werken met en als zelfstandige(n)

17 december 2022

Het kabinet is van plan om de balans te herstellen en regels rondom het werken als zelfstandige en met zelfstandigen toekomstbestendiger te maken.

Minister Van Gennip (SZW) en staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) informeren de Eerste en Tweede Kamer over de voortgang van maatregelen op het gebied van werken met zelfstandigen en werken als zelfstandige.

Ontdek hier de Kamerbrief.

Het kabinet is van plan om de balans te herstellen en regels rondom het werken als zelfstandige en met zelfstandigen toekomstbestendiger te maken. Om dit te bereiken, zet het kabinet in op een gelijker speelveld tussen contractvormen
(lijn 1), meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige (lijn 2) en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3). Daarbij geldt: de voortgang op de ene lijn kan niet wachten op de andere; elk van de drie is urgent om stappen op te zetten.

Lijn 1. Gelijker speelveld

De voortgangsbrief zzp meldt de voortgang op verschillende maatregelen die bijdragen aan een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Ditnbetreft:

  1. fiscale maatregelen: de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek en afschaffing van de fiscale oudedagsreserve;
  2. een verder uit te werken verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;
  3. voortgang rondom de mogelijkheden voor collectief onderhandelen voor zelfstandigen (als gevolg van een Europese verduidelijking hierop); en
  4. de versterking van de positie van zelfstandigen in de SER.

Lijn 2. Verduidelijking regels beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden

Een gelijker speelveld, maakt de keuze voor de contractvorm vanuit onder meer financieel perspectief minder bepalend. Dat verkleint het belang van partijen bij de kwalificatievraag. Tegelijkertijd resteren ook na de onder a genoemde
maatregelen verschillen in behandeling tussen werknemers en zelfstandigen. Dat betekent dat het voor een solidair en houdbaar stelsel van belang blijft dat de juiste contractvorm gekozen wordt. Het kabinet wil gelet op dit belang de regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken en het grijze gebied tussen werknemers en zelfstandigen verkleinen. Doel van deze maatregel is de duidelijkheid te vergroten voor werkenden, werkgevenden,
uitvoeringsorganisaties en rechtspraak. Dit is niet alleen gericht op het bieden van bescherming van diegenen die daarop recht hebben, maar ook om echte zelfstandigen meer duidelijkheid te geven over de ruimte om te ondernemen.
Verduidelijking (codificatie van de jurisprudentie) moet het voor de markt, de uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak inzichtelijker maken wanneer als zelfstandige of werknemer wordt gewerkt. Daarmee wil het kabinet bevorderen
dat de wijze van beoordeling van arbeidsrelaties consistent is.

Het kabinet wil de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijken. Oorspronkelijk ligt de nadruk daarbij op het geven van instructies en houden van toezicht (klassieke gezagsuitoefening, ook wel aangeduid als materieel gezag). Conform jurisprudentie en in lijn met het rapport van de Commissie Regulering van Werk, wordt gecodificeerd dat ‘werken in dienst van’ (gezag) ook aan de orde kan zijn bij werk dat ‘organisatorisch is ingebed’ in de onderneming van de werkgevende. Tegelijkertijd geldt dat bij de kwalificatievraag ook van belang is
of er sprake is van ‘zelfstandig ondernemerschap’ in de betreffende arbeidsrelatie. Dit is een belangrijke contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Deze drie hoofdelementen (materieel gezag, inbedding van het werk en zelfstandig ondernemerschap) structureren voor de praktijk de open norm van ‘werken in dienst van’. Deze hoofdelementen worden de komende tijd verder ingevuld en uitgewerkt. Dit met betrokkenheid van sociale partners, experts en (zzp-)stakeholders. Het kabinet wil een balans vinden tussen de drie hoofdelementen waarmee in de praktijk goed gewerkt kan worden. Daarmee moet het onderscheid tussen werken ‘in dienst van’ en het werken als zelfstandig ondernemer duidelijker worden.
Ook werkt het kabinet aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook voorgesteld in het MLT-advies van de SER. Dit rechtsvermoeden is vooral gericht op werkenden met een minder
goede onderhandelingspositie. Een tariefgrens kan hierbij een goede en relatief eenvoudige indicatie bieden. Welke tariefgrens uiteindelijk wordt gehanteerd, wordt nader onderzocht. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan
naar verwachting een onderbouwd voorstel voor een rechtsvermoeden gekoppeld aan een tariefgrens worden gedaan.
Het kabinet werkt bovengenoemde plannen uit in een wetsvoorstel dat richting de zomer van 2023 voor internetconsultatie voor kan liggen en na de zomer 2023 aan de Raad van State kan worden gezonden. De planning is erop gericht om begin 2024 het uiteindelijke voorstel bij uw Kamer in te dienen en dan voor 1 januari 2025 de wetgeving te publiceren.

Lijn 3. Verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid

Handhaving is noodzakelijk om een toekomstbestendige arbeidsmarkt en een houdbaar belasting- en sociale verzekeringsstelsel te ondersteunen. Op dit moment vindt de beoordeling op de kwalificatie arbeidsrelatie voor de
loonheffingen plaats binnen de kaders van het handhavingsmoratorium dat het kabinet heeft ingesteld. Dat betekent dat corrigerend wordt opgetreden ingeval van kwaadwillende onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie of als
aanwijzingen van de Belastingdienst, dat sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd.
Het kabinet heeft de ambitie de handhaving, binnen de mogelijkheden van de bestaande wet- en regelgeving, op korte termijn te versterken en verbeteren en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen. In
de periode januari tot en met oktober 2022 waren 55 fte (toezicht buiten en toezicht binnen) beschikbaar voor het toezicht op arbeidsrelaties. Er zijn inzake de beoordeling van arbeidsrelaties, in de periode januari – oktober 2022, 275
bedrijfsbezoeken en 200 boekenonderzoeken uitgevoerd en 13 aanwijzingen gegeven. Daarnaast is door het delen van informatie en/of het geven van voorlichting/toelichting door specialisten compliant gedrag bewerkstelligd. Vanaf
eind 2022 is de gereserveerde capaciteit van 80 fte volledig beschikbaar en wordt deze ingezet.
In de Kamerbrief van 16 december 2022  zet het kabinet uiteen welke activiteiten de Belastingdienst de komende periode uitvoert. Daarbij is een goede balans gezocht tussen wat op korte termijn haalbaar is voor de Belastingdienst, vooruitlopend op het realiseren van lijnen 1 en 2, en wat op termijn gewenst is als de drie lijnen gerealiseerd zijn. Het realiseren van lijnen 1 en 2 draagt immers bij aan de uitvoerbaarheid en de handhaving van wetgeving. Ook gaat het kabinet in op de beperkingen aan het vooraf geven van ‘duidelijkheid of zekerheid’ over de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Dit omdat de feiten en omstandigheden in de praktijk uiteindelijk bepalend zijn.

De overkoepelende doelstelling is dat, in aanloop naar het opheffen van het handhavingsmoratorium, de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen door de Belastingdienst zoveel als mogelijk ‘genormaliseerd’ gaat worden. Dat wil zeggen dat de handhaving plaatsvindt volgens de algemene Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Daarbij is er inzet van een breed palet aan handhavingsinstrumenten en wordt handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie onderdeel van de reguliere handhaving. Centraal uitgangspunt van deze strategie is dat burgers en bedrijven ‘zoveel mogelijk uit zichzelf regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst.’ Een goede samenwerking tussen de markt en de Belastingdienst is essentieel om onzekerheid en onrust op de arbeidsmarkt te voorkomen. Partijen worden ondersteund bij het in één keer goed toepassen van wet- en regelgeving. Het gaat daarbij niet alleen om samenwerking met opdrachtgevers en opdrachtnemers, maar ook met koepels en brancheorganisaties, dienstverleners (financieel, fiscaal of anderszins) en andere overheidsorganisaties zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie en het UWV. In aanloop naar het opheffen van het handhavingsmoratorium wordt
daarnaast actief aandacht besteed aan fiscaal urgente dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat. In het proces is daarbij een nadere toets op haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de genoemde activiteiten voorzien.