Bron

denormaalstezaak.nl

Waarom inclusiebeleid vaak blijft steken bij papieren beleid

18 december 2025

Organisaties investeren volop in diversiteit en inclusie, maar op de werkvloer blijkt het vaak moeizaam te landen.

Dat ziet prof. dr. Jojanneke van der Toorn, werkzaam aan de Universiteit Utrecht en Leiden en projectleider van ‘Het moet wel werken’, een samenwerking tussen de Universiteit Utrecht, SER Diversiteit in Bedrijf en de Nederlandse InclusiviteitsMonitor.

Het project helpt organisaties om hun beleid voor diversiteit en inclusie (D&I) goed te laten werken in de praktijk. Zo spreekt Van der Toorn vrijwel wekelijks organisaties die hun beleid zorgvuldig vormgeven, maar vervolgens vastlopen zodra het medewerkers en leidinggevenden moet bereiken. “Organisaties worstelen met het creëren van draagvlak of lopen tegen weerstand aan onder medewerkers, managers of zelfs bij het bestuur.”

Waarom draagvlak het verschil maakt

Van der Toorn onderzoekt al jaren hoe draagvlak voor inclusie en diversiteit ontstaat, waarom het vaak ontbreekt, en wat je kunt doen om weerstand om te buigen naar betrokkenheid. Daarbij is de boodschap glashelder: draagvlak is geen luxe, maar een voorwaarde. “Je hebt draagvlak nodig om beleid te laten slagen. Als mensen niet mee kunnen of willen of niet weten wat het beleid is, dan heeft je beleid geen effect.” In haar werk koppelt ze wetenschappelijke inzichten aan praktijkdata van tientallen organisaties, via scans, rapportages en gesprekken.

Toch blijft één patroon hardnekkig: zelfs als het beleid op papier stevig staat, is er op de werkvloer vaak beperkte zichtbaarheid. “Er zit een kloof tussen papieren beleid en wat je daar op de werkvloer van merkt. Draagvlak is daar een hele belangrijke schakel.”

Vijf soorten houdingen, vijf soorten betrokkenheid

In het onderzoek ziet het team van Van der Toorn dat medewerkers niet simpelweg ‘voor’ of ‘tegen’ inclusie en diversiteit zijn. Ze onderscheiden vijf houdingen: voorstanders die zich actief inzetten; aarzelaars die meedoen maar kritisch zijn; toeschouwers die positief staan tegenover het doel maar er weinig mee doen; de grote middengroep van ambivalenten; en de kleine, vaak luidere groep tegenstanders.

Lees hier verder