Werkgever moet bewijzen dat zzp’er niet in dienst is
7 juli 2022
Als het aan het kabinet ligt moet een werkgever voortaan gaan bewijzen dat een zzp’er niet in dienst is.
Dit moet er voor gaan zorgen dat de uitbuiting van schijnzelfstandigen verdwijnt en zzp’ers beter beschermd worden.
Minister Van Gennip van SZW heeft in de ‘Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt’ de plannen uiteengezet van het kabinet om de arbeidsmarkt te hervormen. Een onderdeel van dit pakket dat er een uitwerking van het begrip ‘gezag’ komt. De gezagsverhouding is namelijk het voornaamste criterium waarover veel onduidelijkheid bestaat bij de beoordeling van arbeidsrelaties. De scheiding tussen een schijnzelfstandige en een zelfstandige wordt nu dus duidelijker gemaakt. In een eerder advies was dit namelijk nog niet voldoende uitgewerkt.
Bewijslast zelfstandigheid komt bij werkgever te liggen
Verder moet de bewijslast omtrent het wel of niet als zelfstandige werken bij de werkgever komen te liggen. De werkgever of opdrachtgever zal dus moeten aantonen dat een zzp’er ook echt als zelfstandige werkt en de werkgever dus geen loonheffingen hoeft in te houden.
Knelpunten schijnzelfstandigheid aanpakken
Momenteel vindt er geen handhaving plaats van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Dat zou tijdelijk zijn, maar dit handhavingsmoratorium geldt inmiddels nog steeds. Alleen bij ‘kwaadwillende’ werkgevers kan de Belastingdienst momenteel handhavend optreden en eventueel een correctie, naheffingsaanslag of boete opleggen. Vanaf 2025 zal er in ieder geval weer wel gehandhaafd worden. Naast de handhaving is het kabinet ook andere knelpunten bij de aanpak van schijnzelfstandigheid aan het aanpakken. Zo maakt het fiscaal gezien veel uit of iemand een zzp’er of werknemer is. Een zzp’er die voldoet aan het urencriterium heeft namelijk recht op ondernemersaftrek. Dit onderscheid wil het kabinet onder meer verkleinen door de snellere afbouw van de zelfstandigenaftrek.