Rijksoverheid
Tweede Kamer twijfelt over zzp-plannen minister Van Gennip (SZW)
15 februari 2023
Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) presenteerde in december 2022 haar langverwachte plan om de regels rondom inhuur van zzp’ers te verduidelijken. Nieuwe criteria moeten duidelijker maken wanneer iemand een opdracht mag uitvoeren als zelfstandig ondernemer.
Kamerleden vinden de zzp-plannen van Van Gennip onduidelijk en twijfelen over de effectiviteit. Dat blijkt uit vragen van de vaste Kamercommissie voor SZW aan de minister.
- Ontdek hier eerdere berichtgeving (incl Kamerbrief december 2022).
- Check hier meer berichtgeving over zzp’ers
Inbedding in de organisatie
Het nieuwe criterium ‘inbedding’ roept bij bijna alle fracties vragen op. Veel Kamerleden zijn overtuigd dat een sectorale aanpak van schijnzelfstandigheid verstandig is en begrijpen niet waarom de minister dat niet wil. VVD vraagt )meer duidelijkheid over hoe ondernemers kunnen aantonen dat ze echt ondernemer zijn. Kamerleden van Ja21, D66 en SGP twijfelen zelfs aan de effectiviteit van het totale pakket maatregelen. Een overzicht van de twijfels.
Een belangrijk onderdeel van de zzp-plannen zijn nieuwe criteria om duidelijk te maken wanneer iemand een opdracht mag uitvoeren als zelfstandig ondernemer. Het wetsvoorstel moet uiterlijk in 2025 ingaan. Eén van de nieuwe criteria is ‘inbedding in de organisatie’. Brancheorganisaties verwachten dat dit het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers niet duidelijker maakt.
Diverse commissieleden stellen vragen over het nieuwe criterium. PvdA en Groenlinks willen weten wanneer iemand dan ‘ingebed’ werkt. D66 denkt dat het nieuwe criterium ‘de puzzel veel ingewikkelder’ maakt. SGP heeft ‘grote twijfels’ en vreest dat er straks geen plek meer is voor echte ondernemers die niet concurreren met werknemers in loondienst.
SGP: “Hoe verhoudt dit zich tot de keuzevrijheid en de ruimte voor ondernemerschap die aan zelfstandigen ook geboden wordt? […] Eerder had de Belastingdienst ook al grote moeite met het hanteren van dit begrip, zoals bleek uit de rapporten van de Algemene Rekenkamer en de ADR. Hoe ziet de minister dit?”
Contra-indicatie zelfstandig ondernemerschap
Verder komt de minister met zogenaamde ‘contra-indicaties voor werknemerschap’: drie criteria voor zelfstandig ondernemerschap. Op die manier kunnen echte ondernemers toch ingebed werken. Ook die criteria moet Van Gennip nog uitwerken, maar in de Kamerbrief suggereert zij dat die overeenkomen met de contra-indicaties waar de Belastingdienst nu al mee werkt. Dat zijn bijvoorbeeld een specifieke expertise, werken met een resultaatsverplichting en een hogere beloning dan personeel in loondienst.
PvdA en Groenlinks benadrukken dat de contra-indicatie ‘hogere beloning dan personeel’ niet per se aantoont dat iemand ondernemer is. Het kan ook zijn dat een werkverschaffer meer loonruimte heeft voor zzp’ers omdat hij bespaart op werkgeverspremies.
VVD wil weten hoe de minister wil selecteren uit de lijst indicaties. VVD: “Kan de minister per contra-criterium inzichtelijk maken of zij meent dat dit criterium gecodificeerd zou moeten worden en op basis van welke argumenten en belangenafweging?”
D66 en SGP willen weten hoe de minister veldpartijen en experts betrekt en hoe zwaar de contra-indicaties zullen wegen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie.
Rechtsvermoeden werknemer onder een bepaald uurtarief
Kamerleden stellen de meeste vragen over het rechtsvermoeden. De minister wil zorgen dat zzp’ers die werken voor een laag uurtarief, eenvoudiger kunnen claimen dat ze verkapt werknemer zijn. Een werkende is in principe werknemer onder een bepaald tarief, tenzij de werkgever kan aantonen dat deze persoon zelfstandige is. Hoe hoog het uurtarief wordt, is nog niet bekend.
VVD, D66 en SGP vinden een uurtarief te ‘enkelzijdig’ en vragen de minister ook andere criteria te onderzoeken, zoals de duur van de opdracht. CDA denkt dat het soms best lastig is voor werkenden om aannemelijk te maken dat het overeengekomen tarief lager is dan de tariefgrens van het rechtsvermoeden. SP, ChristenUnie, PvdA en Groenlinks twijfelen of laagbetaalde, kwetsbare werkenden een beroep zullen doen op dit rechtsvermoeden. Zij willen weten hoe het kabinet deze groep gaat helpen.
CDA wil ook weten of werkenden die een beroep doen op het rechtsvermoeden per direct een arbeidsovereenkomst krijgen. Verder vraagt de fractie hoe het zit met zelfstandigen die niet per uur betaald worden.
PvdA en GroenLinks vragen hoe het kabinet de tariefgrens bepaalt. “Is de minister het eens dat de mogelijkheid om een fatsoenlijk pensioen op te bouwen en de aankomende AOV te kunnen betalen hierin mee moeten spelen? Zal deze tariefgrens gekoppeld zijn aan contractloonontwikkelingen?”
SP betwijfelt of de minister volledig achter haar eigen plan staat. “Klopt dit? Kan het kabinet uitgebreider toelichten waarom zij tot deze vorm zijn gekomen, en bijvoorbeeld niet heeft gekozen voor een uurtarief dat bij de kwalificatievraag kan worden aangesloten?”
Sectorale aanpak naar Belgisch model
Een flink aantal Kamerleden (D66, CDA, ChristenUnie, PvdA, Groenlinks, Ja21) wil weten waarom er geen sectorale aanpak komt, zoals in België. Het kabinet heeft dit wel onderzocht, maar volgens de ChristenUnie ‘ontbreekt iedere onderbouwing voor de afwijzing van een sectorale aanpak’. PvdA en Groenlinks ‘zijn niet overtuigd door de argumenten van het kabinet dat het niet voor de hand ligt om een sectoraal rechtsvermoeden in te voeren’.
Cijfers
Kamerleden missen cijfermatige onderbouwing van de plannen. Hoeveel zzp’ers zijn ontevreden met hun contractvorm, inkomen en autonomie? Hoeveel schijnzelfstandigen zijn er? Dat willen de VVD en Christenunie weten. Kamerlid Bart van Kent van de SP vroeg dat al eerder. Het antwoord: de minister weet het niet precies.
CDA vraagt welk effect de minister verwacht van het verlagen van de zelfstandigenaftrek. Hoeveel zelfstandigen gaan door fiscale maatregelen in vaste dienst werken? Heeft een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering hier ook invloed op?
Handhaving
Op dit moment geldt een handhavingsmoratorium. Dat betekent dat Belastinginspecteurs niet zomaar boetes mogen geven bij schijnzelfstandigheid. Zij moeten bewijzen dat ondernemers die schijnzelfstandigen inhuren ‘kwaadwillend’ zijn. Uiterlijk 1 januari 2025 wil het kabinet het moratorium volledig opheffen.
Bijna alle commissieleden vragen of dat haalbaar is. Heeft de Belastingdienst voldoende inspecteurs? Wat gebeurt er als de regelgeving nog niet af is? De minister schrijft dat het ook een verantwoordelijkheid is van werkgevers om volgens de regels te werken. Fracties als D66 en CDA willen weten hoe zij ‘deze gedragsverandering in gang wil zetten’.
VVD vraagt naar de gevolgen voor sectoren waar nu veel zzp’ers actief zijn, zoals in de ICT. “Is er een risico dat het opheffen van het moratorium ongewenste effecten gaat hebben op overheidsdiensten waar sprake is van grote afhankelijkheid van zzp’ers?”
SGP, PvdA en Groenlinks willen het handhavingsmoratorium al eerder laten vervallen. Bijvoorbeeld voor specifieke sectoren, zoals de maaltijdbezorging en de zorg.
Eigen rechtspositie voor de zzp’er
Ja21 is nog het meest kritisch op de kabinetsplannen. De Tweede Kamer wil een aparte rechtspositie voor zzp’ers creëren, naar aanleiding van een motie van Ja21. Ook politieke partijen VVD en D66 hadden deze wens in hun verkiezingsprogramma’s voor 2021 staan.
Het kabinet legt die wens naast zich neer. Zo’n aparte positie in het Burgerlijk Wetboek geeft volgens minister Van Gennip ‘niet de gewenste duidelijkheid’. Daar is Ja21 het volledig mee oneens.