Zes vragen aan Charlien Adriaenssens
14 juni 2021
Charlien Adriaenssens, content producer bij WORM Rotterdam, geeft deze week antwoord op onze zes vragen. Lees over een Congolese rapper met een grote machete, zeepiraterij, meneer Kaktus, mooie ontmoetingen en samenwerkingen en nog veel meer.
Wie ben je?
Ik ben Charlien Adriaenssens, dit jaar vier ik dat ik tien jaar geleden uit België vertrok om aan de Rietveld Academie in Amsterdam te studeren. Ik ben getransformeerd van een kunstenaar die liefst ‘s nachts in haar eentje op een zolderkamer schrijft en schildert, naar iemand die verschillende disciplines, collectieven, praktijken en talen combineert (en consumeert). Zo ben ik sinds 2016 content producer voor beeldende kunst en performance bij WORM Rotterdam. Dat is iets tussen een programmamaker, een productieleider, een budget beheerder, een curator, een coach, en een professionele email beantwoorder. Met mijn partner Louis van der Waal werken we als performance collectief Contemporary Glory Contemporary Cash, met een focus op de publieke ruimte. In 2017 organiseerden we samen bij WORM het festival VOODOOTAX, zeg maar een tweedaagse rond belastingen en ontlastingen (met boekhouders, kunstenaars en meer duistere shit). Toen nodigden we een kunstenaar uit waarvan we alleen maar een filmpje op Facebook hadden gezien: Eddy Ekete. Het bleek een Congolese performer en organisator te zijn, en voor we het wisten traden we zelf op in de straten van Kinshasa, startten we daar samen met hem een safe space – kunstenaarshuis, vormden we het gelegenheidscollectief KINACT voor kunstprojecten in Europa, en noemden we onze dochters naar elkaar.
Wat was je eerste live concert / festival?
Ik was twaalf jaar toen ik met mijn moeder naar een concert van Saint Germain ging. Ik had net Aka Moon ontdekt en vond m’n weg naar meer experimentele jazz, maar dat vonden ze thuis “één langgerekte soundcheck”. Ik herinner me vooral dat we op weg naar het concert in de auto heel hard Lenny Kravitz draaiden en mee keelden ARE YOU GONNA GO MY WAY. Diezelfde zomer mocht ik naar Werchter – eh..ik bedoel: Werchter Classic. Bryan Adams, Joe Cocker, Zucchero. Daarna kon het leven alleen maar beter worden. Het meest memorabele festival (ik neem hier even de vrijheid om een sprong te maken), was op 30 juni 2018, in een achterbuurt bij de Grote Markt van Kinshasa (DRC), waar de beroemde en beruchte Bepson De La Rue woont – de peetvader van de moderne Congolese rap, de geestelijke vader van KOKOKO, Fulu Miziki, e.a. Er was een wedstrijd waarbij de ene na de andere artiest drie nummers mocht brengen. Plots sprong Bepson het podium op met een grote machete en sloeg alle techniek kapot! Hij zat iedereen achterna, mensen renden gillend weg. Later hoorde ik dat de technici van de avond zich hadden laten omkopen en sommige artiesten met opzet slecht geluid gaven. Ik heb daar wel respect voor, dat Bepson dit niet tolereert op zijn terrein en daar met een radicaal statement op reageert.
Waar ben je in je werk het meeste trots op?
Dat ik erin slaag om alle verschillende onderdelen van mijn praktijk op een bepaalde manier samen te brengen en te vervlechten, en dat ik daar heel veel plezier in heb. We praten in onze sector veel over serieuze onderwerpen, dat is nodig en goed, maar laat me het hier over plezier hebben! Met veel artiesten ben ik een samenwerking aangegaan gewoon vanuit een gedeeld nieuwsgierig enthousiasme. Eddy Ekete, Susan Khalil Yusef, Tomasso Buldini, Rodrigo Batista, Roxy Capriles en Rolf Engelen, het zijn vaak mensen die ik op Instagram of Facebook heb aangesproken, die toevallig op mijn pad komen, net zoals WORM ooit toevallig op mijn pad kwam en een wereld opende, doordat er een dialoog mee tot stand komt en voor je het weet werk je met elkaar, verweef je je netwerken, en/of word je vrienden. Ik heb geen duidelijk plan en het gaat 24/7 door, toch voelt dat niet als een belemmering.
Wat zou je geworden zijn als je dit werk niet had gedaan?
Voordat ik naar de kunstacademie ging, studeerde ik Rechtsgeleerdheid in Leuven. Ik deed een Master in internationaal en Europees recht en was goed in piraterij en zeerecht — ik was zeker niet de meest briljante rechtenstudent. Ik was heel goed in alles wat volgens de meeste medestudenten bijzaak was: rechtsethiek, rechtsfilosofie, rechtsantropologie,…en zeerecht dus, dat vond ik hele heldere materie. In een parallelle realiteit ben ik nooit in de kunsten beland, en ben ik ondertussen tien jaar advocaat, ik woon in Somalië om grote zaken van zeepiraterij te behandelen. Ik ben -denk ik- quasi even gelukkig, alleen op een totaal andere manier. In die realiteit weet ik niet wat ik mis, dus ik heb er geen last van. Ik bewaar deze optie voor mijn midlife crisis.
Wat heb je geleerd van de afgelopen COVID-19-tijd?
Ik ervaar de tijd die we hebben om programma’s te maken en te presenteren anders. De verschillende lockdowns hebben me ermee geconfronteerd dat we echt een event-based sector zijn. We doen iets op één bepaald moment, en daar moeten dan zoveel mogelijk mensen bij zijn: de opening van een expo, een performance, een concert, een festival. Ik ben hierdoor wel anders gaan nadenken over samenwerkingen en de tijd die ik neem om een project uit te werken, om los te komen van die “moment opnames”. Met Harmen Meinsma werk ik bijvoorbeeld in verschillende delen verspreid over het jaar, voor de presentatie is het CLASH festival een coproducent, een deel van het publiek is ook al langere tijd onderdeel van het maakproces, en op die manier ook veel meer betrokken. Er is niet alleen de expo van Harmen als ‘product’, er is ook een documentaire over het proces, er is een podcast met de participanten, etc. — kortom, we hebben veel meer tijd dan we vaak denken te hebben.
Guilty pleasures bestaan volgens ons niet. Maar, voor welke ‘onverwachte muziek’ mag je ’s nachts worden wakker gemaakt?
Ik had het talent om – als ik sliep – overal doorheen te slapen, met niets wakker te krijgen. Dat is echter verleden tijd, want in februari werd ik voor het eerst moeder! We zingen vaak de Bohemian Rapsody voor onze dochter, met geïmproviseerde teksten. Het zou heel leuk – en een beetje eng – zijn als zij mij daar op een nacht mee zou wekken. Daarnaast kan ik me ook wel iets voorstellen bij ontwaken met Heaven Knows I’m Miserable Now van The Smiths. Maar onlangs moest ik plots terugdenken aan de intromuziek van de Grote Meneer Kaktus Show. Puur jeugdsentiment. Sindsdien speelt dat nummer steeds in mijn hoofd als ik wakker word. Het is niet onprettig, al zou het nog beter zijn voor mijn zelfrelativering als ik mezelf dan ook met zo’n getekend snorretje in de spiegel zou zien.
Foto: Florian Cramer
Wil je meer antwoorden lezen op onze zes vragen? Dat kan hier!